In ecosystemen zijn biotische factoren alle levende organismen en het afval dat ze produceren. Dit verwijst naar grote levensvormen zoals bomen of zoogdieren, kleine levensvormen zoals insecten en algen en microscopische levensvormen zoals bacteriën. Dit zijn de meest uiteenlopende en gemakkelijk instelbare onderdelen van ecosystemen, onder voorbehoud van het saldo van voedselketens en beïnvloed door ziekte, vervuiling en abiotische voorwaarden.
Biotische factoren zijn alle organismen in een ecologische omgeving. Dingen die worden beschouwd als levend zijn biotische factoren bij de studie van de cycli van ecosystemen en hoe omgevingen als een geheel functioneren. Dit verwijst naar de dieren, planten, bomen en alle materialen die ze rechtstreeks zoals afval of vallende bladeren produceren. De nonliving materialen in een ecosysteem, zoals mineralen, gassen, vloeistoffen en chemische stoffen worden aangeduid als niet-biologische of niet-biotische factoren. In sommige ecosystemen, zoals jungles, is het aantal biotische factoren zeer hoog terwijl de abiotische factoren relatief eenvoudig zijn. In andere plaatsen zoals de woestijnen zijn de abiotische factoren overheersende en er zijn enkele biotische factoren, die des te meer waardevol vanwege de schaarste.
Planten en dieren die zich met hen voeden zijn de grootste biotische factoren in ecosystemen. Planten kunnen bestaan uit zo klein als gras of zo groot als bomen, afhankelijk van het gebied, en veel verschillende soorten dieren wonen op hen. Dieren die op zijn beurt op deze dieren voeden zijn zelfs groter, zoals haviken, wolven en leeuwen. Hoewel deze de meest opvallende biotische delen van het ecosysteem zijn, zijn ze vaak de laagste in getal, kleinere biotica wordt veel vaker. Deze grote biotica produceren veel van het afval dat wordt ook beschouwd als biotische materialen, van bladeren naar dode lichamen.
Kleine biotica zijn de kleinere organismen in een ecosysteem, waarvan vele zich met het afval of levend materiaal van de grotere biotica voeden. Het gaat hierbij om korstmossen, algen, wormen en insecten, waarvan vele een integraal voedselbron voorzien in de grotere roofdieren, zoals vogels en kleine zoogdieren. Deze biotica produceren niet evenveel afval als de grote dieren of bomen.
Hoewel veruit zijn de kleinste biotica, de microscopische organismen enkele van de belangrijkste. Plankton, virussen en bacteriën zijn alle vitale microscopische biotische organisme. Bacteriën kunnen nuttig zijn, breken dode organismen naar voedzame zaak en helpen grotere organismen verteren voedsel, of schadelijk, verspreiding van infecties. Plankton is een vitale bron in Oceaan ecosysteem, en virussen hebben een enorme impact op de gezondheid van omgevingen, hoewel negatief.
Zowel abiotische als biotische voorwaarden kunnen beïnvloeden hoe een ecosysteem gedijt. Abiotische factoren zoals licht intensiteit of wat voor soort bodem aanwezig is rechtstreeks van invloed zijn op biotische systemen, maar ook zelden veranderen. Biotische wijzigingen kunnen gemakkelijker optreden en een ecosysteem meer volledig bedreigen. Een ziekte of onbalans van roofdieren kunt één schakel van de voedselketen, die op zijn beurt gevolgen voor alle levensvormen hebben zal. Abiotische factoren zijn over het algemeen alleen gewijzigd door inmenging van buitenaf, zoals vervuiling.