Een microprocessor manipuleert de gegevens in een computersysteem. De central processing unit fungeert als het brein van een computer en bestaat uit een of meer microprocessoren samengesteld uit verscheidene duizend transistoren op een enkele geïntegreerde schakeling. De microprocessor werkt in combinatie met andere delen van de computer voor het berekenen van de rekenkundige en logische functies om taken met behulp van een instructie instellen voor het uitvoeren van alle taken binnen een computer.
Input en Output
De microprocessor invoer van apparaten, zoals een muis, toetsenbord of scanner, accepteert en voert een functie die op de gegevens. Het maakt een besluit op basis van de gegevens, de microprocessor berekent de informatie en het verzendt vervolgens de resultaten naar de uitvoerapparaten, zoals een monitor of printer, als leesbare informatie voor de gebruiker. Bijvoorbeeld, als een gebruiker met een tekstverwerker op "m" op het toetsenbord, zal de microprocessor accepteren dat en de letter "m" naar de monitor verzenden.
Arithmetic Logic Unit
De eenheid van de wiskundige logica verzamelt informatie als input van de CPU-registers en operanden en vervolgens doet de rekenkundige bewerkingen (toevoeging, aftrekking, vermenigvuldiging en deling) en logische bewerkingen (AND, OR en XOR). Tijdens de verwerking van de gegevens, de ALU test voorwaarden en zich voorbereidt op de verschillende acties uitvoeren op basis van resultaten. De ALU verzamelt ook gegevens uit extra bronnen, met inbegrip van systemen voor getalnotatie, instructies, timing en routering circuits van gegevens, zoals de adders en subtracters.
Geheugen
De microprocessor wordt opgevraagd en binaire instructies in geheugen, of circuits die slaan bits worden opgeslagen. Werkgeheugen is een controle-geheugen dat met registers waarin gegevens tijdelijk opgeslagen. Vluchtige gegevens gebruikt door programma's in het RAM worden opgeslagen door de microprocessor. Read - only memory slaat gegevens permanent op chips met instructies in gebouwd. Het duurt langer voor toegang tot de gegevens in ROM, maar deze informatie niet verliest wanneer een computer wordt afgesloten als RAM.
Controle-eenheid
De controle-eenheid wordt de besturing van operaties en gegevens doorgegeven door een programma verklaring tegelijk selecteren, interpreteren en verzenden van berichten naar de ALU of registers voor het uitvoeren van de instructie. Het bepaalt ook waar informatie te houden in het geheugen en welke apparaten om te communiceren met door interfacing met de ALU-, geheugen- en i/o-apparaten. De controle-eenheid kan een computer ook afsluiten als het of een ander apparaat, zoals de krachtbron, abnormale omstandigheden detecteert.
Informatie-uitwisseling
De systeembus verbindt de microprocessor met de randapparaten, zoals een toetsenbord, muis, printer, scanner, spreker of digitale camera. De microprocessor verzendt en ontvangt gegevens via de systeembus te communiceren met de randapparatuur. Het communiceert alleen met één apparaat tegelijk zodat niet mengen tot alle informatie en stuur het naar de verkeerde plaats. De controle-eenheid bepaalt het tijdstip van de informatie-uitwisseling.